Schermafbeelding Om Verkleind

1921-2021 Honderd jaar annexatie

Schermafbeelding Om Verkleind
Amsterdam vóór 1921: een deel van Noord hoorde toen al bij de stad.

Waarom gaven de gemeenten boven het IJ hun zelfstandigheid vrijwillig op?
Als Amsterdam in 1921 zijn zin had gekregen waren de Nieuwendammers aan de zuidzijde van de Nieuwendammerdijk Amsterdammer geworden en de overburen aan de noordzijde Nieuwendammer gebleven. Maar zover kwam het niet.

Korte geschiedenis van de annexatie
Tot 1921 waren de dijkdorpen Buiksloot, Nieuwendam, Schellingwoude en Durgerdam en de landdorpen Ransdorp, Zunderdorp en Holysloot onderdeel van drie zelfstandige gemeenten. In 1921 werden ze ingelijfd door Amsterdam. In een reeks foto’s op deze website vergelijken we de situatie van ca. 1920 met die van nu. Zie fotogalerie annexatie 1921-2021.

Honderd jaar geleden – op 1 januari 1921 – verloren de gemeenten Buiksloot, Nieuwendam en Ransdorp hun zelfstandigheid. Ook een deel van Oostzaan werd bij Amsterdam gevoegd. Ten zuiden van de stad werden onder andere de gemeenten Watergraafsmeer en Sloten en delen van Nieuwer-Amstel bij Amsterdam gevoegd.
De term ‘annexatie’ roept misschien het beeld op van niets ontziende inlijving en inderdaad was de Watergraafsmeer faliekant tegen. Maar boven het IJ verliep het anders. Amsterdam wilde sinds 1905 slechts een kleine grenscorrectie die nodig was om op de noordoever een groot, modern industriegebied te kunnen ontwikkelen. Het ging de stad alleen om strookjes buitendijks land, de Waterlandse zeedijk zou dan de gemeentegrens gaan vormen. Toen de provincie Noord-Holland in 1912 toestemming gaf voor die gebiedsuitbreiding waren Oostzaan, Buiksloot, Nieuwendam en Ransdorp daar aanvankelijk tegen.

Schermafbeelding Om Verkleind
Het gebied op de noordoever van het IJ dat in 1921 bij Amsterdam kwam.

Zelfstandige overgave
De gemeente Buiksloot vroeg al in 1913 om algehele inlijving: alles of niets.
De gemeente Nieuwendam (met daarbinnen ook Zunderdorp) en de gemeente Ransdorp (met daarbinnen Scehellingwoude, Durgerdam en Holysloot) volgden dat voorbeeld in 1918.

WaarSchermafbeelding Om Verkleindom gaven de gemeenten boven het IJ hun zelfstandigheid vrijwillig op?
De geschiedenis van de annexatie boven het IJ – en de geboorte van stadsdeel Noord – wordt uitgebreid beschreven in Als Amsterdam zich over ons ontfermt. Dat boek werd in 1997 ( 75 jaar na de annexatie) uitgegeven door Historisch Centrum Amsterdam-Noord.
Bestellen (zolang de voorraad strekt)

Inhoud:
1. Drie Waterlandse gemeenten aan het begin van deze eeuw

2. Amsterdam groeit en wil grenswijziging
3. Amsterdam op de Noordoever
4. Annexatie afgewezen
5. Moderne stadswijk aan de overkant van het IJ
6. Buiksloot geeft het op
7. Moeilijke tijden voor de Nieuwendammers
8. Ransdorp in de oorlogsjaren
9. De zomer van 1918
10. Van wens tot wet

Amsterdam wilde alleen het buitendijkse land
Het ging bij de beoogde gebiedsuitbreiding om het verleggen van de gemeentegrens van Amsterdam naar het noorden: tot aan de Waterlandse zeedijk. Alles wat voor die dijk lag, zou dan bij Amsterdam komen, wat op de dijk of er achter lag, bleef bij de oorspronkelijke gemeenten Oostzaan, Buiksloot, Nieuwendam en Ransdorp. Kort gezegd vroeg Amsterdam van elk van hen een kadootje: precies de stukjes grond waar die gemeenten zelf het meest aan hadden voor uitbreiding van bebouwing of industrie. Voor met name Nieuwendam zou dat bovendien een idiote situatie opleveren: de bebouwde zuidkant van de Nieuwendammerdijk zou dan gescheiden worden van de bebouwde noordzijde!  De gemeente Ransdorp dacht eerst de dans te ontspringen, maar vergat dat juist het voorland bij de sluizen dan van de rest van Schellingwoude gescheiden zou worden.

De gemeente Buiksloot
Voor Buiksloot was het eenvoudig. In 1913 schreef burgemeester Wiersma een brief waarin hij de gehele gemeente Buiksloot cadeau deed aan Amsterdam. Hij schreef: ‘Buiksloot leek immers toch al een buitenbuurt van Amsterdam.’ Hoe kwam dat?
Van oudsher had Buiksloot een sterke verbondenheid met Amsterdam. Eeuwenlang liep de vaarroute tussen de Waterlandse steden en Amsterdam via Buiksloot.
In 1661 werd Buiksloot (nog meer dan daarvoor) door de aanleg van de Buikslotertrekvaart door de Volewijck het overstappunt: de veerboten uit Amsterdam zeilden over het zeewater van het IJ naar de monding van de trekvaart bij het Tolhuis en werden dan bij ongunstige wind gejaagd tot aan de Waterlandse zeedijk in Buiksloot. Daar stapten de passagiers achter de dijk over op de trekschuiten die via de ringsloot van de Buikslotermeer hun tocht naar het noorden voortzetten.
In 1824 waren de Willem I sluis en het Noordhollandsch kanaal voor gebruik gereed en kwamen de grote zeeschepen uit Den Helder gejaagd door de waterkering in Buiksloot op weg naar Amsterdam. Of zde begonnen hun zeereis door eerst via het kanaal naar Den Helder te gaan.
Vanaf 1860 werd het trekschuitenverkeer naar de Waterlandse steden vervangen door de stoomdienst van de maatschappij ‘Eensgezindheid’ die een steiger en een wachthuisje voor het Oosteinde van de Waterlandse zeedijk had.
In 1888 opende de Noord-Hollandse Tramweg Maatschappij een railverbinding met Edam die door Buiksloot kwam en daar twee haltes had: een op de hoek van de Nieuwendammerdijk en de Meeuwenlaan en een in het deel van de Buiksloterdijk dat later voor de aanleg van de Nieuwe Leeuwarderweg werd afgebroken. Passagiers uit Amsterdam staken het IJ over in een trambootje dat het waterdeel van de route verzorgde tussen de aanlegplaats aan de zuidzijde van het Centraal Station en het Tramstation naast de Sixhaven. In 1894 werd ook een route naar Purmerend geopend. Met name de tramverbinding zorgde ervoor dat Buiksloot al vroeg een forensengemeente werd met o.a. nieuwbouw op het stuk van de Buikslotermeerdijk dat nu Leeeuwarderweg heet. Voor die nieuwe bebouwing lag aan de noordzijde van het Volewijckspark nog een stuk grond (het IJsbaan Noord-terrein) waar Amsterdam zijn oog op liet vallen voor stadsuitbreiding. Later claimde de stad ook een stuk voorland aan het Westeinde

De gemeente Nieuwendam
Het dijkdorp Nieuwendam en het vrij geïsoleerd in het weidengebied gelegen Zunderdorp vormden samen een gemeente. Tot het gemeentegebied behoorde ook het oostelijk deel van de Buikslotermeer. De kern van Nieuwendam lag rond de sluis en de veersteiger. Toen aan het eind van de 19e eeuw voor de Nieuwendammerdijk door bedijking van het modderdepot in het IJ twee droogmakerijen ontstonden lag Nieuwendam niet meer aan het IJ. De Nieuwendammerham was  Amsterdams grondgebied. Maar er bleef voor Nieuwendam een open verbinding met het IJ en er was een havenkom uitgespaard gebleven. De havenbootdienst verzorgde de verbinding met Amsterdam. Anders dan Buiksloot ontwikkelde Nieuwendam zich tot een klein industriedorp met o.a. de werf ‘Het jacht’ van de firma Bernhard en de sloepenwerf ‘Het fort’ van de firma De Vries Lentsch . Verder was er het graanpakhuis van de firma Cleyndert. Door de invoering van de Woningwet in 1901 was de gemeente verplicht een uitbreidingsplan te maken. Dat was er in 1910 wel op papier, maar in de praktijk werd er in Nieuwendam nog zonder enig plan gebouwd. De bebouwing van de Nieuwendammerdijk kwam in 1900 nog niet verder dan het Meerpad, maar strekte zich daarna steeds verder uit in westelijke richting.  Dat was nodig doordat de werkgelegenheid groeide. In 1913 werd het dorp op electriciteit, water en gas aangesloten. Zunderdorp moest daar een jaar langer op wachten. Maar toen volgde de watersnood van 1916…

De gemeente Ransdorp
Van de dorpen die samen de gemeente Ransdorp vormden lag Holysloot het meest geïsoleerd: een uur lopen van Ransdorp en onbereikbaar voor tram of stoomboot. De melkschuiten brachten hun melk dagelijks naar Ransdorp om vandaar verder naar Amsterdam gebracht te worden. De melkschuiten uit Ransdorp moesten via de Weersloot en de Achtersloot eerst naar de sluit in Nieuwendam varen om vandaar hun tocht naar Amsterdam over het IJ voort te zetten naar de melkmarkt in Amsterdam. Toen de gouwen in Waterland bestraat werden, konden de melkhandelaren met hondenkarren naar Nieuwendam komen wat veel verkeersoverlast gaf in Nieuwendam.
Het langgerekte dijkdorp Durgerdam was voornamelijk gericht op visvangst. Er waren een haven, een visafslag, enkele visrokerijtjes en twee scheepswerven. De verbinding met Amsterdam werd onderhouden door een beurtveer dat ook door Ransdorpers werd gebruikt voor personen- en goederenverkeer. Maar voor een stoombootverbinding die het tot 1906 probeerde, was er te weinig emplooi. Dat hield in dat Durgerdammers naar Schellingwoude moesten lopen als ze het bootje naar Amsterdam wilden pakken.
Schellingwoude veranderde na de aanleg van de Oranjesluizen (1870) van een een klein agrarisch dijkdorp tot een bloeiend dorp dat veel klandizie had van wachtende schepen bij de sluizen en van dagjesmensen die met het bootje naar Schellingwoude kwamen om een terrasje te pakken en naar Nieuwendam te wandelen voor de terugtocht.

Een gemeente die uit vier zozeer uiteenlopende dorpen bestaat, is sowieso lastig te besturen. Bovendien moesten de gemeentelijke  kosten van de zeer uitgestrekte gemeente door een relatief klein aantal belastingplichtigen bijeengebracht worden. In elk van de dorpen moest een openbare school zijn, de lange wegen op de gouwen moesten verhard en onderhouden worden, de aanleg van bedrading en buizen voor electriciteit, gas en water kostte door uitgestrektheid van de gemeente erg veel.
En binnen die gemeente was er telkens sprake van tegengestelde belangen en alleen tegen de burgemeester – een buitenstaander – vormden de raadsleden en wethouders één front. Wie zitting nam in de gemeenteraad deed dat in de eerste plaats om voor de belangen van het eigen dorp op te komen. De in 1907 benoemde burgemeester Kastelein was daardoor aanvankelijk geïsoleerd. Na 1910 vormde hij wel een eenheid met de twee wethouders, maar samen stonden ze tegenover de raadsleden. Een besluit dat in de ene raadsvergadering was aangenomen, probeerde men in de daaropvolgende vergadering weer van tafel te krijgen. In 1914 werd hij opgevolgd door burgemeester Calkoen. Van eenheid was geen sprake. De dorpen probeerden door verzoekschriften aan de provincie hun gelijk te halen. In 1914 was het ondenkbaar dat de gemeente Ransdorp annexatie door Amsterdam serieus zou overwegen.
Toen volgde de watersnood van 1916, waardoor iedere gemeente in Waterland zeer op de proef werd gesteld.

De Eerste Wereldoorlog en de Watersnood van 1916
Door werkloosheid, de noodzaak van voedseldistributie en de grote schade van de watersnood kregen de gemeenten in waterland het na 1914 extra zwaar. De kosten waren ondanks noodhulp nauwelijks meer door de klein gemeenten op te brengen. Dat bracht de gemeente Nieuwendam er na Buiksloot toe in te stemmen met volledige annexatie en algehele opheffing van de gemeente. Als laatste ging de gemeente Ransdorp in 1918 akkoord met annexatie van de gehele gemeente. Amsterdam had om een cadeau gevraagd, maar kreeg er een hele last bij.