Het gezin van Levie de Lange en Henriette Turfrijer

(de tekst is een bewerking van een artikel dat op Joods Amsterdam te vinden is.)

Een verhaal uit het Joods proletariaat

Scherm­afbeelding Om
De Roode Leeuwengang in de Valkenburgerstraat waarachter de woning zich bevond.

Het is een uitzondering dat het verhaal van Levie de Lange bewaard is gebleven. Hij behoorde met zijn gezin tot de mensen in Amsterdam die tijdens de Tweede Wereldoorlog hun lot niet konden beïnvloeden; de ongeschoolden en allerarmsten van de jodenbuurten zoals Vlooienburg, Uilenburg, Rapenburg en de Transvaalbuurt. De meesten van hen werden gedeporteerd en vermoord. Doordat Levie de Lange de Holocaust overleefde kon hij later zijn verhaal vertellen aan Jaap Stigter, die het in 1964 publiceerde: ‘Levie de Lange’s dagboek’. Het gaat over werkloosheid, diepe armoede maar ook over ervan maken wat je ervan maken kan ook al ben je straatarm.

Levie de Lange
Levie werd geboren in de Rode Leeuwengang op 20 februari 1904 als zoon van Israël de Lange en Mietje Pachter. Hun woning was in een zijsteeg van de Valkenburgerstraat, een van de armste sloppen van de stad. Je bereikte de binnenhof die volgebouwd was door een overdekte gang, wat op de foto goed te zien is.
Hij ontmoette Henriëtte Turfreijer (Jet) toen hij 17 jaar oud was – Henriëtte was 16. Henriëtte woonde in de buurt van de Batavierdwarsstraat op Uilenburg en werkte als fabrieksmeisje bij een matzebakkerij op de Valkenburgerstraat. Ze was de oudste dochter van Simon Turfreijer en Rachel Voorzanger, en had 7 zusjes. Henriette werd geboren op 9 maart 1905.

Scherm­afbeelding Om
Ca. 1942. Levie en Jet met dochtertje Reina

Hun eerste kind
Levie en Henriëtte trouwden op 25 juli 1923, ze waren toen 18 en 17 jaar oud en al de ouders van hun eerste zoon Israël, die op 17 juni 1923 geboren werd. Ze gingen inwonen bij de ouders van Henriëtte totdat de moeder van Levie overleed en zijn vader hertrouwde. Het jonge gezin kon toen in het kleine ouderlijke huis van Levie op Valkenburgerstraat 175 trekken. De huishuur van ƒ3,– per week werd uiteindelijk teveel.
Levie werkte op de groentemarkt aan de Marnixstraat als overkruijer en dit werd slecht betaald, zoals iedereen die los werkman was. Aan het eind van de dag hield je je hand op en dan zag je wat je kreeg. Er kwamen een broer en een zus van Levie inwonen in deze tweekamerwoning, zodat er een tegemoetkoming in de huur kwam.

Tweeling

Scherm­afbeelding Om
Israël, Mina en Rachel

Een jaar later, op 11 december 1924, beviel Henriëtte van een tweeling, Mina en Rachel. Levie werkte nog steeds op de groentemarkt en zocht nu ook weggegooide groente om de voeding voor zijn gezin aan te vullen. Ook vroeg hij ondersteuning bij het Burgerlijk Armbestuur aan de Reguliersdwarsstraat. Bij hun geboorte waren Mina en Rachel maar 4 en 3,5 pond, Zij moesten in het ziekenhuis aan de Nieuwe Keizersgracht in de couveuse blijven en Jet mocht daar 11 dagen bij blijven om hen te voeden. Daarna moest zij terug naar de Valkenburgerstraat om elke dag om de drie uur de kinderen te komen voeden. Ze sterkten snel aan en konden naar huis.

Naar een kleinere woning
Toen de broer en zus van Levie het huis moesten verlaten werd de huur te hoog. De huisbaas zette het gezin van vijf personen het huis uit; ze vonden een sterk verwaarloosde eenkamerwoning ervoor terug waarvan de huur ƒ1,80 was. Bovendien trok hij regelmatig naar de Centrale in Amsterdam Noord waar hij, zoals veel werklozen, tussen het kolengruis zocht naar bruikbare kolen voor de brandstof in de winter. Ondanks de armoede waren Henriëtte en Levie gelukkig met hun gezonde kinderen; het oplossen van de problemen ervoeren ze als een soort sport.

 

Scherm­afbeelding Om
Woningen in nooddorp Obelt

Vierde kind en verhuizing naar Noord
Op 14 september 1924 werd dochter Esther geboren en een paar maanden later kregen ze het bericht dat hun huis zou worden afgebroken. Ze kregen toen van de Gemeentelijke Woningdienst een woning toegewezen aan de Cliviastraat 21hs in Amsterdam Noord. Die woning stond in nooddorp Erica (Obelt genoemd naar het zwembad dat daarnaast in het IJ lag). Het was tijdens de Eerste Wereldoorlog in haast met slechte materialen gebouwd.
Vijfde kind, en steun van het Burgerlijk Armbestuur
Na de verhuizing werd op 2 januari 1928 het vijfde kind geboren, Simon.
Vlak daarna kreeg het gezin ƒ 15,– per  week ondersteuning, wat heel hard nodig was. Tegelijkertijd werkte Levie heel hard, thuis, bij het huishoudelijke werk, maar ook op de markt en bij de Vami waar hij flessen vulde en dat terwijl hij vanwege de ondersteuning ook tweemaal per dag moest stempelen.

Naar Disteldorp en zesde kind
Het huis aan de Cliviastraat moest na verloop van tijd verlaten worden, het hele nooddorp aan de Grasweg moest verdwijnen, De Bataafse Petroleum Mij had het terrein gekocht ter uitbreiding van dit bedrijf (later de Shell). Het gezin moest verhuizen en ging naar de Lange Distelstraat 29 in Disteldorp,

dat in 1919 als nooddorp werd gebouwd. Het dorp werd voor 15 jaar gebouwd en werd daarom niet gefundeerd op heipalen, maar op betonplaten gebouwd.
In dit nieuwe huis werd op 1 mei 1929 het gezin uitgebreid met Judith. Levie memoreert ook de hulp die hij toen kreeg van de buren toen hun zesde kind geboren was. Jet en Levie waren toen 23 en 24 jaar oud en moesten zorgen voor een gezin met zes kinderen. Voor acht personen bleek het huis meteen al te klein.

Scherm­afbeelding Om Verkleind
Poortwoning Distelvoorstraat 26

Naar Distelvoorstraat 26 en zevende, achtste en negende kind
Ze konden gelukkig snel verhuizen naar een huis een paar huizen verder: Distelvoorstraat 26. Dat was een zogenaaamde poortwoning met 5 kamers, namelijk ook een boven de poort (hoe tochtig het daar ook was). Op 31 augustus 1930 werd het zevende kind, Samuel, geboren, gevolgd door Naatje op 27 augustus 1932 en Abraham op 10 november 1933.

De ondersteuning aan kleinere gezinnen werd toen door de regering ingeperkt en het gezin van Levie, 2 volwassenen en 9 kinderen, werd ƒ 3,75 gekort zodat van de ƒ 19,– per week nog maar ƒ 15,25 overbleef. Met aftrek van de huur had was er voor ieder ƒ 1,05 per week over om van te leven. Levie stelde alles in het werk om een verhoging te krijgen en het lukte hem na een paar weken om ƒ 21,– per week te krijgen.
Op 26 januari 1935 werd Dora geboren, het tiende kind, op 21 maart 1936 Reina.

Israël naar de ambachtsschool en het elfde, twaalfde kind en dertiende kind
In die periode kreeg Israël de mogelijkheid om te gaan leren aan de ambachtsschool aan de Meeuwenlaan. Levie vertelt dat Ismael eerst werd afgewezen om dat hij veel te klein was voor het ambacht. Bij uitzondering werd hij wel toegelaten voor de opleiding tot meubelmaker. Maar na twee jaar maar was daarvoor in 1939 tijdens de crisistijd geen werk te vinden. Israël maakte in deze periode twee belangrijke werkstukken; een dressoir en een spiegel in een houten lijst. De laatste kreeg Levie na de oorlog weer in handen, de enige tastbare herinnering aan zijn zoon. Het twaalfde kind, Greta, werd geboren op 6 augustus 1937, op 21 januari 1939 werd Jacob geboren.

Joodse school en voeding van de Joodse gemeente
Inmiddels werd de dreiging van de oorlog steeds groter. De verhalen over de situatie voor de Joden in Duitsland waren inmiddels zeer bekend. De kinderen gingen naar de Joodse school aan de Laanweg, waarvan Levie zich nog juf Kroeze, Urbach en Koster herinnert.

De kinderen kregen schoolvoeding van de stad, tot de oorlog uitbrak en in 1941 de bezetter bepaalde dat Joodse kinderen gevoed moesten worden door de Joodse gemeente. Dat eten kregen ze in een zaaltje naast het politiebureau aan de Buiksloterweg. Uiteindelijk moest de Joodse school verhuizen naar de bovenzaal van het poortgebouw van Asterdorp. Dat was goedkoper omdat de Joodse Raad daar beneden zijn kantoor had.

De tweeling Philip en Leendert en deportatie
Op 22 januari 1942 werden de tweeling Philip en Leendert geboren. Jet en Levie waren nu 35 en 36 jaar oud en hadden een gezin met 15 kinderen.Levi was als werkloze eerst een tijd tewerkgesteld geweest bij de aanleg van het Bosplan (nu het Amsterdamse Bos). Maar na de zomer werd hij overgeplaatst naar de aanleg van het Merwedekanaal bij Diemen. Daar was een kap dat in feite een Joods interneringskamp bleek te zijn. Levie werd daar op 2 oktoer gearresteerd en naar de Polderweg gebracht. In de daarop volgende nacht werd Henriette =thuis in de Distelvoorstraat gearresteerd en met haar kinderen in de leeftijd van 19 jaar tot 9 maanden ook naar de Polderweg gebracht.

Scherm­afbeelding Om Verkleind
Polderweg waar joodse Amsterdammers wachten op deportatie naar Westerbork, foto Bart de Kok 1943

Israël had een Sperre omdat hij inmiddels als letterzetter werkte voor de firma Joachimsthal die het Joodsche Weekblad drukte. Hij ging naar een oom en een tante op de Lange Houtstraat 37-2.
Levie kwam op de Polderweg weer bij zijn vrouw en kinderen en na vervoer met een trein kwamen ze in blok 59 in Westerbork terecht. Op 12 oktober ging het gezin naar Auschwitz, waar ze op 15 oktober aankwamen. Daar kwam de selectie en alleen buitengewoon gezonde en sterke Levie werd geselecteerd om te werken. Zijn vrouw en 14 kinderen werden diezelfde dag vermoord in Auschwitz-Birkenau.

Scherm­afbeelding Om Overlende van de Holocaust
Levie overleefde de oorlog en de kampen. Zijn hoop dat zijn zoon Israël er nog zou zijn hield hem bij alle verschrikkingen op de been. Na de oorlog bleek Israël, met oom Philip, tante Mietje en zijn nicht Mina op 4 juni 1943 in Sobibor vermoord te zijn.
In 1964 tekende Jaap Stigter zijn verhaal over de armoede in Joods Amsterdam op. Het is een verhaal over het geluk van een groot gezin en een echtpaar dat zielsveel van elkaar hield. Een verhaal over hoop en wanhoop. Een van de meest bijzonder boeken waarmee inzicht wordt gegeven in die periode in Joods Amsterdam is in 2011 opnieuw uitgegeven onder de naam “Het verhaal van mijn leven”, Levie de Lange, ISBN 9789028241572.
Levie hertrouwde met Marianne Piller, die ook de kampen overleefde en overleed op 16 december 1974.

bron:
www.hoornstra.org (stamboom),
www. joodsmonument.nl,
Lange, Levie de, het verhaal van mijn leven (Amsterdam 2011)